Riool- en afvalstoffenheffing; opbrengstlimiet niet overschreden
Belanghebbende stelt dat de opbrengstlimiet is geschonden voor zowel de afval- als de rioolheffing en dat bepaalde kosten ten onrechte zijn toegerekend.
De stelling van belanghebbende dat onvoldoende inzicht is verschaft in de geraamde baten en lasten faalt. Dat inzicht kan immers worden verschaft op basis van de gemeentelijke begroting, maar ook op basis van andere gegevens, waaronder ook gegevens die niet bekendgemaakt zijn ten tijde van de vaststelling van de verordening. Daarbij dient als uitgangspunt dat het wel moet gaan om gegevens die zijn terug te voeren op de gemeentebegroting. De rechtbank acht dit aannemelijk. Anders dan belanghebbende kennelijk veronderstelt, is het in de begroting opgenomen overzicht niet bepalend voor de vraag of de heffingen meer dan kostendekkend zijn, aangezien dat overzicht is opgesteld ten behoeve van de (voorlopige) begroting en niet specifiek ten behoeve van de vaststelling van de tarieven voor de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Belanghebbende heeft van aantal posten betwist dat dit kosten ter zake zijn.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de BTW feitelijk niet drukt op de afval- en de rioolexploitatie, aangezien de aan de gemeente in rekening gebrachte BTW volledig wordt vergoed uit het BTW-compensatiefonds. De BTW moet daarom uit de raming worden geëlimineerd. De rechtbank kan belanghebbende niet volgen in deze stelling. In artikel 15.33, derde lid, van de Wmb en artikel 228a, derde lid, van de Gemeentewet is immers bepaald dat onder de kosten ter zake mede wordt verstaan de omzetbelasting die ingevolge de Wet op het BTW-compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit het fonds. Gelet op deze bepalingen is de BTW terecht in de geraamde lasten opgenomen en de ontvangsten uit het BTW-compensatiefonds niet. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar de geraamde BTW per post gespecificeerd en toegelicht dat geen BTW is toegerekend aan de kapitaallasten voor zover deze rente betreffen, en dat in de kostenposten voor straatreiniging geen kosten voor inzet van eigen personeel zijn opgenomen aangezien die werkzaamheden zijn uitbesteed (materiaal en personeel). Met deze toelichting heeft de heffingsambtenaar de in toegerekende BTW naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd.
Belanghebbende stelt dat de post kwijtschelding tot de algemene middelen behoort en niet in de geraamde lasten thuis hoort. Indien al juist is dat deze post niet opgevoerd zou mogen worden aan de lastenzijde, dan zou zij in aanmerking genomen mogen worden aan de batenzijde, bij de raming van de netto-opbrengst, die daardoor zou dalen met hetzelfde bedrag als waarmee de lasten dalen, zodat het saldo van de geraamde baten en geraamde lasten geen wijziging zou ondergaan. Dit standpunt faalt daarom.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de kosten van het schoonhouden van wegen niet mogen worden opgenomen, omdat die kosten in de algemene kosten behoren. De heffingsambtenaar heeft toegelicht dat deze kosten betrekking hebben op kosten van reiniging van huishoudelijk afval in de openbare ruimte en dat van de totale kosten van straatreiniging 23% is toegerekend. Ter zitting is verklaard dat de gemiddelde norm voor toerekening van de straatreinigingskosten aan de afvalexploitatie 40% bedraagt en dat in de gemeente Bloemendaal daaraan maar 23% wordt toegerekend gelet op de relatief grote hoeveelheid openbaar groen in de gemeente. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat een deel van het vuil in de openbare ruimtes afkomstig is van particuliere huishoudens en heeft de heffingsambtenaar met hetgeen hij heeft aangevoerd voldoende inzichtelijk gemaakt dat een deel van 23% van de totale kosten van straatreiniging kan worden toegerekend aan de afvalexploitatie.
Gezien de vorenstaande overwegingen wordt het beroep ongegrond verklaard.
DATUM:
28 november 2013
ECLI:
ECLI:NL:RBNHO:2013:11537
ZAAKNUMMER:
13/417
INSTANTIE:
Rechtbank Noord-Holland